Artsenstaking: waarom ereloonsupplementen ingaan tegen de basis van onze sociale zekerheid
Voor de eerste keer in 24 jaar gaat een deel van de artsen vandaag staken. De beperking van de ereloonsupplementen is een van de hoofdredenen voor de staking. Daarom is het belangrijk om terug op een rijtje te zetten waarom supplementen nooit een volwaardig alternatief kunnen en mogen zijn voor een sterke sociale zekerheid.
Onze artsen van Geneeskunde voor het Volk staken alvast niet mee. Net als vele collega’s voelden we de werkdruk de voorbije jaren enorm stijgen. Onder andere door het groeiende tekort aan dokters en door de toenemende zorgnoden. Maar meedoen met de stakingsoproep van het artsensyndicaat BVAS, dat doen we niet.
BVAS vindt dat een beperking van de ereloonsupplementen ingaat tegen de autonomie van de arts. Die moeten kunnen vragen wat ze willen, luidt de redenering, want arts is een vrij beroep. Wij zijn het fundamenteel niet eens met die visie. Ik som drie redenen op waarom het geen goed idee is dat elke arts zelf kan bepalen wat hij vraagt.
Zorguitstel, commercialisering en tweesnelhedengeneeskunde
Om te beginnen leidt de toename van ereloonsupplementen in ons land tot uitstel van zorg. Volgens cijfers van de FOD Sociale Zaken betaalden Belgische huishoudens in 2022 20,1 procent van de totale kosten voor gezondheidszorg uit eigen zak. Dat is een gigantisch cijfer. In Duitsland is dit maar 10,7 procent, in Frankrijk 8,9 procent. En dus heeft dat gevolgen. Solidaris bevraagt elk jaar haar leden, en daaruit bleek: in 2024 stelde 41 procent van de Franstalige Belgen gezondheidszorg uit omwille van financiële redenen.
We stellen een commercialisering van onze sociale zekerheid vast
Verdedigers van de supplementen beweren graag dat ze die extra’s enkel vragen aan wie het kan betalen, maar in het echt zit de maatschappij iets complexer in elkaar dan dat. Toegankelijkheid is een spectrum, en wanneer meer en meer specialisten voor consultatie 20 of 30 of zelfs 40 euro supplementen vragen, dan riskeer je zorguitstel en onderconsumptie te creëren in heel veel lagen van de samenleving.
Om zich te beschermen tegen die 20 procent ‘eigen betalingen’ hebben de meeste Belgen de voorbije 30 jaar hun toevlucht genomen tot een extra privé-hospitalisatieverzekering. We stellen met andere woorden een commercialisering van onze sociale zekerheid vast. Wanneer er bespaard wordt op de tarieven voor artsen en de terugbetalingen voor patiënten, dan nemen deze privé-verzekeraars de ruimte in.
Wie al eens opgenomen werd in het ziekenhuis, kreeg vermoedelijk al eens de uitleg te horen: die supplementen vormen geen probleem, want je hospitalisatieverzekering betaalt die toch terug. Maar verzekeraars zijn geen liefdadigheidsorganisaties, ze moeten winst maken. Uiteindelijk betalen we die extra verzekering allemaal zelf terug. In 2025 stegen de premies die we betaalden bij AG Insurance, DKV, en anderen voor sommigen tot wel 13 procent.
De solidariteit van onze sociale zekerheid – ‘sterkste schouders, zwaarste lasten’ – wordt vervangen door de marktlogica van de verzekeraars
En de logica is het omgekeerde dan die van onze sociale zekerheid: ouderen en zieken betalen hogere premies. De solidariteit van onze sociale zekerheid – ‘sterkste schouders, zwaarste lasten’ – wordt vervangen door de marktlogica van de verzekeraars – ‘meeste risico, hoogste premie’.
Een derde nadeel aan de supplementen: het leidt tot tweesnelhedengeneeskunde. Wie het voorbije jaar een MRI- of CT-scan nodig had, weet waarover we het hebben. Betaal je een supplement, dan kun je binnen de maand terecht. Wil of kun je dat niet, dan moet je vaak 4 à 6 maanden wachten. Supplementen worden gebruikt als een soort speedy pass om sneller de juiste zorg te krijgen, het valt niet te begrijpen dat velen het gebruik ervan desondanks blijven verdedigen.
Gezondheid is een recht, geen koopwaar
Volgens BVAS gaat het in tegen de autonomie van de arts als de overheid een beperking wil instellen op wat je voor een consultatie al dan niet mag vragen. Nochtans heeft de maatschappij absoluut het recht om te bepalen wat gezondheidszorg mag kosten. Want gezondheid is een basisrecht, dat we als democratie collectief moeten garanderen voor iedereen. Het is geen koopwaar die je als arts kan verkopen op de markt aan de hoogste bieder.
Minister Vandenbroucke kondigt in zijn kaderwet aan dat hij artsen wil ‘stimuleren’ om zich te conventioneren en de vastgelegde tarieven te volgen. Terwijl dat eigenlijk gewoon de norm zou moeten zijn. Die tarieven zijn afgesproken in het RIZIV, na overleg tussen ziekenfondsen en artsenverenigingen. Dus waarom zouden artsen dan nadien de mogelijkheid moeten hebben om zich toch nog van die afgesproken tarieven te onttrekken?
Van alle dermatologen in ons land is nog 30 procent geconventioneerd, van alle oogartsen nog 37 procent. Met zulke lage cijfers heb je in vele delen van het land niet langer de keuze om nog naar een betaalbare arts te gaan. Als de politiek beslist om die golf van deconventionering tegen te gaan, dan is dat geen evolutie naar staatsgeneeskunde, zoals BVAS beweert. Dat is gewoon terug naar de basis van hoe onze sociale zekerheid en gezondheidszorg na de Tweede Wereldoorlog zijn opgevat: artsen kunnen gaan en staan waar ze willen, maar de betaling ervan organiseren we collectief en solidair.
Niet alleen BVAS, maar ook Vandenbroucke ondergraaft de principes van onze sociale zekerheid
Zoals hierboven gesteld wil Vandenbroucke artsen niet verplichten om zich te conventioneren, maar wil hij het aantrekkelijker maken. Door enkele premie enkel aan geconventioneerde artsen toe te kennen, maar ook door de invoering van ‘richttarieven’. Dit is een heel gevaarlijke maatregel voor de toekomst van ons systeem.
Een artikel van Medi-Sfeer legt goed uit waarover het gaat: “Richttarieven zijn de grenzen waarbinnen geconventioneerde artsen de afgesproken honoraria toch mogen overschrijden. Dat kan enkel in uitzonderingsgevallen en is momenteel enkel mogelijk voor tandartsen. Vandenbroucke wil dat systeem uitbreiden naar alle gezondheidssectoren. Voor innovatieve vormen van zorg en voor verstrekkingen waarvan de nomenclatuur al zo lang niet meer herzien is dat ze achterhaald is geworden, zouden zorgverleners zo toch extra vergoedingen kunnen aanrekenen.”
Het kostenoverzicht voor patiënten gaat zo nog minder transparant
Met deze kaderwet wordt het gebruik van supplementen (in beperktere mate weliswaar) net veralgemeend naar alle artsen. De mutualiteiten noemen het terecht “feitelijk vermomde ereloonsupplementen”, en ze waarschuwen dat het kostenoverzicht voor patiënten zo nog minder transparant gaat worden.
Om de artsensyndicaten te overtuigen heeft Vandenbroucke ondertussen ook al aangekondigd dat hij bereid is om de remgelden te verhogen. Een beperking voor excessieve supplementen aan de ene kant dus, maar een veralgemening van het principe van supplementen en een verhoging van het remgeld aan de andere kant. In Vandenbrouckes visie van een sociale zekerheid mogen de werkende mensen gerust iets extra betalen. Zolang het maar niet excessief is en zolang het de allerarmsten maar niet treft (die laatste worden beschermd via het statuut van de verhoogde tegemoetkoming).
Nood aan een reset voor onze gezondheidszorg
De toename aan ereloonsupplementen is een rechtstreeks gevolg van de verminderde terugbetalingstarieven van de laatste decennia, zo beschreven we hierboven. De liberale visie van BVAS op artsen als een vrij beroep die mogen vragen wat ze willen, is geen toekomstmodel voor onze zorg. Tegelijk moeten we vaststellen dat de staking een breed draagvlak vindt onder de artsen. Het toont vooral aan dat heel veel artsen ontevreden zijn over de evolutie van hun beroep de laatste jaren. Die ontevredenheid is terecht, want de werkdruk is enorm toegenomen.
Op sommige werkplekken en via de BVAS-artikels in de medische pers krijgt je dan als dokter te horen dat die gestegen werkdruk het gevolg is van de veeleisende patiënten die steeds meer verwachten en dus financieel ‘afgeremd’ moeten worden om niet teveel te komen. Maar de realiteit is dat de zorgnoden toenemen – door vergrijzing en door meer psychosociale problemen – terwijl de budgetten niet volgen.
Zo verlaagde Arizona de groeinorm voor de gezondheidszorg verder naar 2 procent, terwijl het Planbureau inschat dat de zorgconsumptie jaarlijks toeneemt met 3,4 procent. De supplementen van artsen beperken op een moment dat je meer dan ooit gaat besparen op het gezondheidszorgbudget, dat is om problemen vragen.
Tegelijk botst het prestatiemodel meer en meer op haar limieten. Je kan niet aan preventie doen, je kan niet overleggen, je kan niet snel even telefonisch bepaalde zorgvragen afhandelen. In de hervormingen die Vandenbroucke voor ogen heeft, is daar geen enkele oplossing voor te vinden. Integendeel: het pakt de excessen wel aan, maar voert tegelijk een liberalisering in van het hele systeem met dat nieuwe concept van richttarieven.
De toekomst voor onze gezondheidszorg gaat niet komen van BVAS en ook niet van Vandenbroucke
Om te beginnen zijn er meer middelen nodig, zonder kun je niet werken. En dan moet er een grondige hervorming komen van de financiering die de zaken structureel aanpakt, weg van het prestatiesysteem. Hoogstwaarschijnlijk zal een deel van de diehard BVAS’ers op hun achterste poten staan bij zulke plannen, maar de meeste gedreven en geëngageerde artsen gaan voor zo’n hervorming veel meer open staan dan voor deze kaderwet.
Tim Joye is huisarts en Nationaal voorzitter van Geneeskunde voor het Volk.